Mastitis

Describing dairy inflammation symptoms

Producten voor mastitis

lock Log in op uw Dechra account

account_box Nog geen account?

Registreer je nu om toegang te krijgen

  • Volledige product- en ziektespecifieke informatie
  • Gratis ondersteunend materiaal en video's
  • Dechra Academy: ons GRATIS e-learning platform

Mastitis bij rundvee

Heeft u aanhoudende problemen met uiergezondheid? Heeft u al veel geld uitgegeven aan de behandeling van mastitis? Hier vindt u nuttige informatie om met uw dierenarts te bespreken.

Mastitis is een van de meest voorkomende gezondheidsproblemen in de melkveehouderij waarbij veelvuldig gebruik wordt gemaakt van antimicrobiële stoffen. Mastitis beïnvloedt het welzijn van de dieren, de kwaliteit van de melk en het werkplezier van de boer op een negatieve manier. Bovendien leidt het tot hoge economische schade.

Voor mastitis richten we ons op een nauwkeurige en effectieve behandeling om antibiotica op een verantwoorde manier in te zetten en alleen te behandelen wanneer dat medisch noodzakelijk is. De flexibele en gebruiksvriendelijke toepassingsmogelijkheden van onze producten maken de behandeling comfortabeler voor zowel dierenartsen, veehouders als patiënten.

Dechra hanteert het 'One Health'-principe. We willen de positie van dierenartsen en veehouders in de strijd tegen antimicrobiële resistentie versterken door kennis, praktische hulpmiddelen en diagnostische ondersteuning te bieden.

Naast het produceren van moderne diergeneesmiddelen van hoge kwaliteit, geven we ook nuttige tips en tools die u met uw dierenarts kunt bespreken.

 

Onze toegewijde teams staan klaar om u te ondersteunen en beantwoorden graag uw vragen.


Wat is mastitis bij rundvee?

Mastitis is een ontsteking van een of meer uierkwartieren. De lokale symptomen op het niveau van de uier zijn: pijn, zwelling, roodheid en een verandering in het uitzicht van de melk (bv. vlokken of bloederige melk). De ziekte kan gepaard gaan met algemene symptomen, zoals koorts, verminderde eetlust, verminderde melkopbrengst en het 'Downer cow-syndroom' (veroorzaakt door circulatie- en/of homeostatische aandoeningen).

Ondanks belangrijke verbeteringen op het gebied van veehouderij en melktechnologie is een verminderde uiergezondheid nog steeds één van de meest voorkomende gezondheidsproblemen in de melkveesector. Mastitis heeft niet alleen een negatieve invloed op het dierwelzijn en de melkkwaliteit, maar ook op de voldoening van de melkveehouders om hun beroep uit te oefenen.

Wat veroorzaakt mastitis?

Over het algemeen worden bacteriële intramammaire infecties (IMI) beschouwd als de pathogenen die deze aandoening veroorzaken. Maar mastitis is complexer dan alleen een bacteriële infectie bij individuele koeien. De ontstekingsreactie van de uier kan worden veroorzaakt door micro-organismen, maar ook door trauma of giftige stoffen of zelfs door onjuist rantsoenmanagement. De omgeving (huisvesting, bedding, klimaat) en het bedrijfsmanagement (voer, melktechniek en transitiemanagement van droogstand naar verse koe) spelen een belangrijke rol bij mastitisontwikkeling in de kudde.

Wat zijn de kosten van mastitis?

In Nederland werd de totale economische impact van mastitis onlangs geschat op € 240 per melkgevende koe per jaar.1 De directe kosten van elk mastitisgeval zijn gebaseerd op behandelingskosten, zoals dierenartskosten en medicatie, evenals het moeten weggooien van melk vanwege wachttijd en voedselveiligheidsoverwegingen.

Daarbovenop moeten indirecte kosten worden meegerekend, zoals productieverlies, extra arbeid en het afvoeren van dieren. Melkverlies kan tijdelijk of zelfs permanent zijn. Voor een gemiddeld klinisch geval moet rekening gehouden worden met een redelijk (en waarschijnlijk onderschat) verlies van ongeveer 5%.2 Dit komt bijvoorbeeld neer op 375 liter melk voor een koe die 8000 kg per jaar produceert (270 lactatiedagen) als ze binnen de tweede maand na de lactatie besmet raakt.

Bovendien kan de kwaliteit van de melk beïnvloed worden door een hoog somatisch celgetal en veranderingen in de samenstelling van de melk, zoals een verlaagd vetgehalte. Een verlaging van de melkprijs en tarieven kan het gevolg zijn.

In het bedrag van € 240 per melkkoe zijn kosten verwerkt die zijn gemaakt voor preventieve maatregelen om de frequentie van mastitisgevallen te beperken. Deze kosten verschillen sterk per bedrijf, wat dierenartsen de mogelijkheid biedt om het financiële resultaat van melkveebedrijven te verbeteren met hun adviserende rol.1

Is mastitis bij koeien besmettelijk?

Mastitis kan een zeer besmettelijke aandoening zijn. De overdracht wordt door verschillende factoren beïnvloed. Het is niet alleen afhankelijk van het dier of het pathogeen, maar ook van de situatie binnen het bedrijf en het melkproces.

Een uier kan besmet zijn als er een disbalans is tussen de immuniteit van de koe en de mate van externe infectiedruk. Omstandigheden van de omgeving zijn belangrijke factoren voor het risico op mastitis. Het weer, hygiëne, het management en melktechnieken zijn van belang.

Hoe kan mastitis geclassificeerd worden?

Afhankelijk van het verloop van de aandoening en de betrokken ziektekiemen kan de ziekte worden ingedeeld in klassen. Deze classificaties zijn niet feilloos, omdat er uitzonderingen op de regel kunnen optreden.

Ziekte:

Acute mastitis add

Plotse start van de ontstekingsreactie, met duidelijke symptomen zoals stolsels, en dus direct herkenbaar.

Verraderlijk verloop: weinig symptomen, vaak alleen een verhoogd celgetal. Deze vorm is economisch zeer gevaarlijk vanwege een ongemerkt stijgende infectie binnen het hele bedrijf. 

Mastitis die niet wordt veroorzaakt door bacteriën. Bij deze vorm is het lastig om het 'leidende' oorzakelijke pathogeen te isoleren. Dit kan komen door analysemethoden in het laboratorium of door bemonsteringsmethoden. Maar de oorzaak van een ontsteking kan ook stress of een onevenwichtige voeding zijn.

 

Oorzaak:

Koegebonden pathogenen add

Deze bacteriën leven op de huid van de koeien. Ze zijn meestal goed aangepast aan de koe als gastheer, waardoor ze vaak een mildere ontsteking veroorzaken. Sommige van deze pathogenen kunnen echter chronische mastitis veroorzaken met weinig kans op genezing als ze niet op gestructureerde wijze worden behandeld.

Deze ziektekiemen komen uit de stalomgeving. Ze zijn meestal niet goed aangepast aan de gastheer, dus veroorzaken ze vaak erge ontstekingen. Het goede nieuws is dat frequente omgevingsgebonden pathogenen kunnen worden voorkomen door verbeteringen aan te brengen in de hygiëne.

Sommige groepen bacteriën bestaan uit veel verschillende ondersoorten. Sommige Streptococcus uberis of coagulase-negatieve Staphylococci kunnen bijvoorbeeld eigenschappen hebben die aan beide groepen worden toegeschreven.

De strikte differentiatie tussen de twee hierboven genoemde groepen is de afgelopen jaren wetenschappelijk uitgedaagd.3 De omstandigheden in de melkveehouderij zijn de afgelopen decennia drastisch veranderd, met een verschuiving van aanbindstallen naar loopstallen. Daardoor zijn de patronen voor de overdracht van bacteriën veranderd, waardoor sommige van de bestaande ziektecategorieën achterhaald zijn.3

Wat is het verschil tussen klinische en subklinische mastitis?

Subklinische mastitis is een aandoening aan de uier zonder klinische symptomen en zonder zichtbare veranderingen in de melk. Een toename van het aantal somatische cellen kan de enige manier zijn om besmettingen bij dieren vast te stellen.

Koeien met een subklinische mastitis kunnen een lagere melkproductie vertonen, lopen het risico op klinische mastitis en zijn een bron van infecties voor andere koeien.

Signs of increased somatic cell count (SCC)

Klinische mastitis beschrijft de aandoening waarbij zichtbare symptomen aan het uierkwartier en/of in de melk voorkomen. De melkopbrengst van deze dieren vermindert meestal en keert vaak niet terug naar het niveau vóór de besmetting, zelfs niet nadat de koe van mastitis is hersteld.

Klinische mastitis kan worden onderverdeeld in 3 gradaties, afhankelijk van de ernst van de symptomen.

Graad 1 (licht):
De melk vertoont afwijkingen. De samenstelling van de melk wijkt af van normaal, er kunnen stolsels worden waargenomen en de kleur en geur kan anders zijn.

Graad 2 (middelmatig):
De melk en uier vertonen zichtbare veranderingen. De uier of delen daarvan kan/kunnen warm, opgezwollen en rood zijn. De koe heeft pijn en kan koorts hebben.

Graad 3 (ernstig): 
De koe is ziek en vertoont koorts, shock, uitdroging en pijn. De uier en melk zien er anders uit.

Klinische Mastitis

Bij graad 1 mastitis is er een eerste klinisch teken: abnormaal uitziende melk. De koe is nog in goede conditie.

Bij graad 2 mastitis verslechtert de toestand en zijn er twee klinische symptomen: de uier is opgezwollen, en de koe heeft pijn.

Bij Graad 3 mastitis verslechtert de toestand verder: de koe is zichtbaar ziek en heeft pijn.

1: van Soest et al. (2016): s“Failure and preventive costs of mastitis on Dutch dairy farms”, J. Dairy Sci. 99:8365–8374, doi: 10.3168/jds.2015-10561.

2: Seegers et al. (2003): “Production effects related to mastitis and mastitis economics in dairy cattle herds”, Vet. Res. 34 (2003) 475–491, doi:10.1051/vetres:2003027.

3: Klaas et Zadoks (2018): “An update on environmental mastitis Challenging perceptions”, Transbound Emerg Dis. 2018; 65(1), pp. 166-185. doi: 10.1111/tbed.12704

 

Hoe kunnen we mastitis detecteren?

Vroegtijdige opsporing van subklinische en klinische mastitis is belangrijk om het risico op verspreiding van de ziekte binnen de kudde te verminderen, om effectief te kunnen behandelen en om preventieve maatregelen uit te voeren.

Acute klinische mastitis: add

Acute mastitis wordt vaak meteen door de melker herkend door observatie van de individuele dieren in de melkstal en omdat de symptomen duidelijk zijn . Stolsels in de melk zijn een teken van celbeschadiging door ontstekingscellen in de uier. Bovendien zijn besmette dieren door zwelling van de aangetaste speen meestal moeilijker te melken dan gezonde koeien.

Subklinische (chronische) mastitis:

Het is moeilijker om subklinische mastitis te detecteren. Subklinische infecties worden vaak gedetecteerd via melktankdata en individuele melkgegevens, zoals het MPR-rapport. Een hoog aantal somatische cellen is een teken dat  het risico op klinische mastitis en de verspreiding van infecties vergroot is.

Als een bedrijf niet deelneemt aan een MPR-programma en er moderne melkapparatuur is geïnstalleerd, kunnen sommige apparaten, zoals melkrobots, de elektrische geleidbaarheid van de melk van elke koe meten op basis van een drempelwaarde. De geleidbaarheid van de melk is een vroege indicator van een mogelijk verhoogde SCC en mastitis, maar is niet erg specifiek, omdat de toename van de geleidbaarheid die door ionen wordt veroorzaakt, niet noodzakelijk gerelateerd is aan mastitis.

Als geen van de bovenstaande methoden op een boerderij aanwezig is, kan alleen de California Mastitis Test (CMT) gebruikt worden om dieren met een hoog risico te identificeren. De test is goedkoop en eenvoudig, maar kan moeilijk te interpreteren zijn en heeft een lage gevoeligheid.

Dierenartsen en veehouders zijn cruciaal om hoog-risico koeien te identificeren met een verhoogd celgetal. Dierenartsen kunnen helpen bij het identificeren en selecteren van mogelijk besmette koeien. Veel dierenklinieken en melkanalyselaboratoria hebben zelf automatische cell counters voor een nauwkeurige en betere bevestiging. Bovendien bieden veel dierenartsenpraktijken een regelmatige evaluatie van de beschikbare gegevens met betrekking tot diergezondheidsindicatoren. 

 

Het somatische celgetal (SCC) geeft het aantal ontstekingscellen in de melk weer. "Gezonde" melk heeft een laag aantal ontstekingscellen per ml. Toch is een bepaalde hoeveelheid cellen normaal, omdat deze cellen bijdragen aan de natuurlijke immuniteit.

Het SCC wordt gebruikt als indicator voor de melkkwaliteit en het risico op mastitis (zie onderstaande tabel). De prevalentie van koeien met een verhoogd aantal cellen wijst op een risico op mastitis. Veel koegebonden factoren, zoals leeftijd, lactatiestadium, genetica en voorgeschiedenis zijn belangrijk voor de analyse. De dierenarts en de veehouder spelen een belangrijke rol bij het afwegen van deze factoren.

  • Regelmatige screening, d.w.z. staalname van de melk en determinatie van belangrijke pathogenen op het bedrijf. Aantal stalen voor de screening: 10% - 20% van het bedrijd, verdeeld over verse koeien, lacterende koeien en koeien met een hoog celgetal.
  • Voor bedrijven die kampen met uierproblemen kan het nuttig zijn om de pas gekalfde koeien te screenen voor ze toe te laten aan de lacterende groep, om de lacterende dieren te beschermen tegen overdracht van pathogenen door droge koeien/vaarzen. Handige tip: Wekelijks poolstaal RT-PCR-screening van de melktaxi. We kunnen aannemen dat de melk van de meeste verse koeien na de geboorte al in de taxi is verzameld. 

Wat is de rol van melkstalen voor bacteriologie?

In acute gevallen kunnen melkstalen genomen worden van koeien met een klinische mastitis en een vermoedelijke subklinische mastitis met een duidelijk verhoogd celgetal (>400 000 cellen/ml).

Er zijn verschillende methoden beschikbaar om de oorzakelijke pathogeen/bacterie te identificeren via bacteriologie. Vervolgens kan ook worden nagegaan voor welke antimicrobiële stof de pathogeen gevoelig is voor een optimale behandeling. Hieronder vindt u een beknopte en vereenvoudigde uitleg van de verschillende systemen:

 

Bacteriële cultuur

Het melkstaal wordt op een vereenvoudigde manier verwerkt en op verschillende selectieve groeimedia aangebracht. Als een dominante cultuur in een van deze media groeit, wordt een gezuiverd staal overgebracht naar een geschikte kweek. Na de kweek van de zuivere cultuur kan dit staal verder worden onderworpen aan biochemische tests.

MALDI TOF

Dit is een systeem voor massatoepassing en gedeeltelijk geautomatiseerde massaspectrometrie. Een standaardverdunning van een gezuiverd staal wordt blootgesteld aan een lichtbron. Het reflectie- en absorptiepatroon van elk monster kan achteraf worden gemeten en specifiek worden toegeschreven aan bepaalde pathogenen.

Realtime PCR (RT-PCR)

Dit is een volledig geautomatiseerd systeem. De cellen in het staal worden verwerkt en afgebroken om het genetische celmateriaal bloot te leggen. Biochemische markers kunnen zich binden aan bekende genetische sequenties van bacteriestammen en subsoorten identificeren. Hoewel deze methode uiterst nauwkeurig is en zelfs microben in het staal kan identificeren die al dood zijn of moeilijk te isoleren en te laten groeien zijn, heeft deze methode als nadeel dat er geen gezuiverd staal voor gevoeligheidstests geleverd kan worden.

De laboratoriumanalyse via bacteriecultuur is relatief goedkoop. Veel dierenartsenpraktijken bieden deze dienst ook aan binnenshuis, zodat het resultaat sneller is, het bewustzijn van de rol van bacteriën groeit en behandelings- en managementadvies snel kan worden gedeeld. De MALDI TOF- en RT PCR-technologie vereisen een grotere financiële investering en zijn mogelijk alleen beschikbaar in commerciële gecertificeerde melklaboratoria of zeer grote veterinaire klinieken.


De rol van bacteriologie is om vele redenen erg belangrijk:

  • De kennis van de oorzakelijke pathogeen is de basis voor een correcte en selectieve behandeling.
  • Het management kan aangepast worden naargelang de resultaten van de bacteriologie.
  • Bacteriologische cultuur zal vaker resultaat opleveren  wanneer koeien met een hoge SCC vroeg worden geselecteerd en kritisch worden onderzocht.  

Waarom is het testen van gevoeligheid zo belangrijk?

Na een positieve bacteriologische cultuur kan het laboratorium een gevoeligheidstest of 'antibiogram' uitvoeren om na te gaan voor welke antimicrobiële stoffen de pathogeen gevoelig is. Dit is zeer belangrijk voor een correcte, selectieve en effectieve therapie. Dit wordt nog belangrijker door de resistentieontwikkeling van specifieke bacteriën in humane ziekenhuizen. We spelen een cruciale rol bij het verantwoord gebruik van antibiotica.

  • Kies voor een voorzichtig gebruik van antibiotica als eerstelijnsbehandeling (categorie D, volgens EMA-classificatie van antibiotica).
  • Gebruik de resultaten voor evaluatie en monitoring van infecties met mastitis graad 2 en 3.
  • Gebruik de resultaten om therapie te selecteren voor mastitis graad 1 en subklinische mastitis.
  • Zoek naar resistente bacteriën (β-lactamaseproducenten, MRSA, ESBL, AmpC-producenten).

Het minimaliseren van het gebruik van antibiotica begint met de selectie van de dieren. Behandel chronische gevallen met herhaalde symptomen niet. Geef in plaats daarvan nieuw besmette koeien met gevoelige pathogenen een grondige be

De Dechra Paper Ring is een handig hulpmiddel en maakt het eenvoudig om gevoeligheidstests uit te voeren in de dierenartsenpraktijk. Interne bacteriolgoische analyse resulteert in snel advies, behandeling en vervolgacties die door veehouders sterk gewaardeerd worden.

 

Hoe kun je mastitis effectief en strategisch behandelen?

De ontdekking van antibiotica en de beschikbaarheid van deze geneesmiddelen in de tweede helft van de 20e eeuw betekende een revolutie voor de diergeneeskunde en een verbetering van de melkkwaliteit.1 Van 1927 tot 1956 werd het verband gelegd tussen verschillende soorten bacteriën en mastitis. De bezorgdheid over de ziekte is voornamelijk gebaseerd op mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid.2

In de jaren '60 en '70 werden verschillende antibiotica therapieën ontwikkeld. Sommige van deze concepten worden tot op heden gebruikt.2 Sinds de jaren '90 is er een groeiend bewustzijn over de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie (AMR). Hier is de methicillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA) een voorbeeld van. De overheid heeft een strikter beleid over het gebruik van antibiotica ingevoerd.1


De beschikbaarheid van doeltreffende behandelingsopties is van het grootste belang voor het welzijn van dieren. Daarom zijn de belangrijkste doelstellingen van de behandeling:

  • Het genezen van de huidige ziekte
  • Het herstellen van de productiviteit van het zieke dier
  • Het voorkomen van een terugval
  • Het voorkomen van besmettingen bij andere dieren

Verantwoord gebruik van antibiotica betekent dat ineffectieve of onnodige antibioticabehandelingen te allen tijde moeten worden vermeden. Voordat we een behandeling met antibiotica beginnen, moeten we onszelf een aantal vragen stellen om onze behandeldoelen te bepalen:

  • Hoe ernstig is de ziekte?
  • Had deze koe al mastitis tijdens de lactatie?
  • Heeft deze koe een permanent verhoogd celgetal boven het miljoen?
  • Hoe oud is deze koe?
  • Wat is de waarde van de betrokken koe?
  • Wat zijn de meest voorkomende pathogenen op mijn bedrijf (voor mastitis)?
  • Zijn er deze maand een ongebruikelijk hoog aantal uierinfecties?

Er moeten veel extra factoren in overweging genomen worden voor optimale behandelingskeuzes. Regelmatig overleg met uw behandelend dierenarts kan helpen om rekening te houden met de verschillende factoren. De keuze van de intensiteit van de behandeling hangt af van de koe, de pathogeen en de beschikbaarheid van de werkzame stoffen en moet gebaseerd worden op de kans op genezing.

Een gecombineerde behandeling met antibiotica (lokaal en systemisch) kan overwogen worden bij een hoge prevalentie van hoge SCC. Een systemische behandeling verlaagt de SCC bij koeien.3 De bacteriële eradicatie van veel Gram-positieve bacteriën neemt toe bij het gebruik van een gecombineerde behandeling.4

De beschikbare werkzame stoffen voor herkauwers in de diergeneeskunde bepaalt de aanpak voor een succesvolle behandeling bij mastitis:

De beschikbare werkzame stoffen voor herkauwers in de diergeneeskunde bepaalt de aanpak voor een succesvolle behandeling bij mastitis:

Pijnbestrijding add

Uierontstekingen zijn pijnlijk door verstopping van de melkkanalen. Koeien die last hebben van mastitis zijn meestal moeilijker te melken dan gezonde koeien vanwege de ontstekingsreactie. Bij behandelingen tegen mastitis groeit het bewustzijn over het belang van het gebruik van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID's) bij runderen. Voordelen zijn onder meer minder ontstekingen en vermindering van effecten van endotoxines.6

Zelfs een eenmalige vroege toediening van een effectieve ontstekingsremmer verhoogt de kans op herstel.5 Deze therapeutische aanpak resulteert in een lager celgetal, minder melkverlies, een beter klinisch resultaat en hogere overlevingskansen. En verbeterde vruchtbaarheid na mastitis.7,8

 

Praat met uw dierenarts over de keuze van een geschikt antibioticum. Cephalosporines of zogenaamde gyrase-remmers zijn zeer effectieve middelen, maar mogen niet meer als eerste keuze voor milde gevallen worden gebruikt. Er zijn effectieve alternatieven beschikbaar.

Met name bij mastitisgevallen waarbij koeien pas recent geïnfecteerd zijn, kan het nuttig zijn om de koe niet alleen te behandelen intramammair, maar ook via een injectie. pHet slagingspercentage van de behandeling neemt aanzienlijk toe voor sommige koegebonden pathogenen.4 

Om antibioticaresistentie te vermijden is de keuze van een geschikt actief bestanddeel, de juiste dosering en een behandelingsduur van minstens 3 dagen uiterst belangrijk.

Injectieflacons met rubberen stop (gewoonlijk geïndiceerd voor systemische therapie, bv. via injectie) mogen nooit worden gebruikt voor intramammaire toepassing, zelfs niet met een spuit voor eenmalig gebruik. Deze producten zijn vaak niet geformuleerd voor intramammair gebruik. Commerciële intramammaire injectoren worden gebruikt volgens aangepaste kwaliteitsnormen om de veiligheid van het dier te waarborgen en ook de juiste wachttijden te handhaven na de volledige behandeling.

 

Als de bloedsomloop van de koe wordt verstoord (eet weinig, heeft holle ogen en staat moeizaam of helemaal niet op), neem dan onmiddellijk contact op met uw dierenarts. Er zijn andere behandelingsopties om de bloedsomloop van het dier te stabiliseren door intraveneuze infuus van vloeistoffen en mineralen.

E. coli mastitis, een verloren zaak of niet?

In de praktijk wordt de term E. coli mastitis als synoniem gebruikt voor ernstige acute mastitisgevallen. Maar aangezien een groot aantal pathogenen deze ernstige symptomen kan veroorzaken in het uierkwartier en bij het dier zelf, kunt u er niet vanuit gaan dat Escherichia coli dit geval van mastitis veroorzaakte. Andere bacteriën, zoals Klebsiella spp. of S. aureus, kunnen vergelijkbare symptomen veroorzaken als E. coli.12,14 Alleen bacteriologie kan met zekerheid aantonen welke pathogeen de mastitis veroorzaakt.

Toch bevinden deze dieren zich vaak in levensbedreigende omstandigheden en moeten ze dringend worden behandeld. De behandelingsresultaten voor ernstige mastitis geven uiteenlopende resultaten. Feit is dat mastitis graad 3 een levensbedreigende ziekte voor het dier kan zijn, voornamelijk als gevolg van sepsis en/of een immunogene shock. Verschillende publicaties hebben aangetoond dat het gemiddelde slaagpercentage van de behandeling en de waarschijnlijkheid van herstel tot productie ongeveer 75% is.4,9

Interessant genoeg lijkt dit percentage niet afhankelijk te zijn van de intensiteit van de antibioticabehandeling.4,9 Bovendien blijkt uit publicaties dat het gebruik van werkzame stoffen die nauwelijks in de uier verspreiden gelinkt is aan een hogere overlevingskans.10 Deze bevindingen wijzen erop dat septicemie, toxinemie en cardiovasculaire symptomen eerst moeten worden aangepakt. Er is geen aanwijzing dat het intramammaire gebruik van breedspectrum antibiotica in gevallen van milde of matige E. coli mastitis noodzakelijk is.11

De eerste tekenen van E. Coli Mastitis

Bij ernstige acute E. coli mastitis verzwakt de koe snel en aanzienlijk. Voor de veehouder is het een uitdaging om de eerste tekenen van een verslechterde toestand op te pikken en onmiddellijk actie te ondernemen. In een half uur tijd kan een koe veranderen van 'niet helemaal fit' in een zieke koe met meer dan 40 graden koorts en ernstige harde plekken in het aangetaste uierkwartier. Daarna kan de toestand van de koe snel verergeren. Hoe eerder een zieke koe wordt behandeld, hoe groter de kans op herstel. Daarom is het belangrijk dat veehouders hun koeien goed kennen, zodat abnormale situaties sneller opgemerkt worden.

Hoe pakt u E. coli Mastitis aan?

Bij ernstige symptomen kan de behandeling worden gestart volgens het behandelplan en de beschikbare documentatie. Als colibacteriën sterven, komen endotoxines vrij uit de bacteriële celwand, wat veel van de symptomen veroorzaakt die we bij de koe zien, wat mogelijk zelfs shock veroorzaakt.13

Mastitisgerelateerde virulentiefactoren voor stammen van colibacteriën zijn het vermogen om lactose te gebruiken als energiebron en om te overleven in bijna anaërobe omstandigheden.13 Deze eigenschappen zijn gerelateerd aan de omstandigheden in de uier en verkorten vermenigvuldigingscycli. De migratie van colibacteriën naar de bloedsomloop (sepsis) kan in zeldzame gevallen optreden als de bloed-melkbarrière vernietigd wordt.13 Bij septicemie is de prognose voor het dier aanzienlijk slechter. Dit zijn allemaal redenen waarom snel handelen en optimale ondersteuning cruciaal zijn voor herstel.

De migratie van colibacteriën naar de bloedsomloop (sepsis) kan in zeldzame gevallen optreden als de bloed-melkbarrière wordt vernietigd.13 Bij septicemie is de prognose voor het dier aanzienlijk slechter.

Dit zijn allemaal redenen waarom snel handelen en optimale ondersteuning cruciaal zijn voor herstel.

 

Vloeistofbalans herstellen add

Om uitdroging snel te corrigeren, kan de dierenarts een hooggeconcentreerde (hypertonische) intraveneuze infusie toedienen. Dit is een noodmaatregel waarbij veel water in de bloedsomloop opgenomen wordt. Koeien waarbij deze therapie gebruikt wordt, moeten daarna veel water drinken. Dit kan ook worden ondersteund door orale vloeistoftherapie.11 Door de extra vloeistoffen kunnen toxines sneller uit het lichaam worden verwijderd.

Het unieke orgaan dat de stofwisseling van herkauwers regelt, is de pens. Het behoud van de functie van de pens zorgt voor voerinname en een snel herstel.

Een bolus of starters die de penswerking ondersteunen, bevatten levende gisten en ondersteunen een gezonde pensflora en fermentatie. Buffers zoals natrium- of kaliumcarbonaat kunnen helpen bij het stabiliseren van de pens-pH in geval van pensatonie. Aminozuren en vitaminen stimuleren de stofwisseling en ondersteunen de lever bij de vorming van glucose.

Deze geneesmiddelen kunnen niet alleen een deel van de immunogene shocksymptomen verlichten, maar kunnen de koe ook een beter gevoel geven, zodat de voer- en waterinname sneller wordt hervat. Dit komt het herstel van de koe ten goede, wat zich vertaalt in lagere ontstekingsverschijnselen (bijv. SCC, lichaamstemperatuur), hogere beweeglijkheid van de pens en een lagere kans van afvoeren.5,11

Dus bij het volgende geval van ernstige mastitis: ga de uitdaging aan en werk aan herstel!

Voorkomen van E. coli mastitis

Zoals de naam al aangeeft, zijn bacteriën in de omgeving zelden besmettelijk. Ze komen uit de directe omgeving van de koe. Als E. coli en de zogenaamde 'colibacteriën' de meest voorkomende mastitispathogenen op uw bedrijf zijn, kan een dierenarts helpen bij het zoeken naar mogelijke besmettingsbronnen.

In plaats van in vaste patronen te denken, is het verplicht om bij elke boerderij een individuele aanpak te bepalen. Een beter begrip van bacteriële overdracht en infectieuze verbanden helpt bij het identificeren van het specifieke knelpunt op elk bedrijf. Kleine veranderingen in het plaatselijke hygiënebeheer kunnen vaak leiden tot aanzienlijke verbeteringen in de situatie.

 

Kritieke hygiënepunten om omgevingsmastitis te beperken zijn: add

  • Ligboxmateriaal: Over het algemeen blijkt anorganisch strooisel (zand of kalksteen) minder bacterieel besmet te worden dan cellulosemateriaal (zaagsel, stro of mest).13
  • Regelmatige verversing van de bedding.
  • Opslag en bron van strooisel.
  • De juiste maat box voorkomt letsel aan de spenen en verbetert het liggedrag.
  • Hou de koeien schoon.
  • Verwijder lange haren op de uier.
  • Verminder hittestress.
  • Aangepaste voeding, vooral in de droogstand.
  • Management van droge koeien en koeien in de overgang. Een subklinische IMI kan in de droogstand optreden en in de vroege fase van de lactatie uitbreken.14
  • Het dippen van spenen en dipapparatuur.
  • Verwijderen van mest.

Auteurs

door Matthias Riedel Mag. med. vet.
Business Manager voor Herkauwers en Vaccins
Dechra Veterinary Products

door Aleksandra Krawczyk DVM
Productmanager FAP / Technisch Manager Rundvee
Dechra Veterinary Products

 

 

  1. D. C. Speksnijder et al., 2014: “Reduction of Veterinary Antimicrobial Use in the Netherlands. The Dutch Success Model.”; Zoonoses and Public Health 62(1), pp: 79–87.

  2. P. L. Ruegg, 2017: “A 100-Year Review: Mastitis detection, management, and prevention”; J. Dairy Sci. 100(12), pp: 10381–10397. doi: 10.3168/jds.2017-13023.

  3. Sérieys et al., 2005: “Comparative efficacy of local and systemic antibiotic treatment in lactating cows with clinical mastitis”; J Dairy Sci. 88(1), pp: 93-9. doi: 10.3168/jds.S0022-0302(05)72666-7.

  4. Steeneveld et al., 2011: “Cow-specific treatment of clinical mastitis: an economic approach.” J dairy Science; Jan;94(1): 174-88. doi: 10.3168/jds.2010-3367.

  5. McDougall et al, 2009: “Effect of treatment with the non-steroidal anti-inflammatory meloxicam on milk production, somatic cell count, probability of re-treatment, and culling of dairy cows with mild clinical mastitis. J. Dairy Sci. 92:4421–4431.

  6. James Breen, 2017: “The importance of nonsteroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs) in mastitis therapeutics”; Livestock; 22(4), pp. 182–18. doi: 10.12968/live.2017.22.4.182.

  7. McDougall et al., 2016: “Addition of meloxicam to the treatment of clinical mastitis improves subsequent reproductive performance.” J. Dairy Sci. 2016: 99; pp: 2026-2042; doi: 10.3168/jds.2015-9615.

  8. Felix J. S. van Soes et al., 2018: “Addition of meloxicam to the treatment of bovine clinical mastitis results in a net economic benefit to the dairy farmer.” J. Dairy Sci. 101(4), pp. 3387–3397; doi: 10.3168/jds.2017-12869.

  9. L.Sujola et al., 2010 Efficacy of enrofloxacin in the treatment of naturally occurring acute clinical Escherichia coli mastitis; J. Dairy Sci. 93 :1960–1969, doi: 10.3168/jds.2009-2462.

  10. R. J. Erskine et al., 2002 Efficacy of Systemic Ceftiofur as a Therapy for Severe Clinical Mastitis in Dairy Cattle; J. Dairy Sci. 85(10):2571-5, doi: 85(10):2571-5.

  11. Sujola et al., 2013: “Treatment for bovine Escherichia coli mastitis – an evidence-based approach”; J. vet. Pharmacol. Therap. doi: 10.1111/jvp.12057.

  12. R. G. M. Olde Riekerink et al., 2008: “Incidence Rate of Clinical Mastitis on Canadian Dairy Farms”, J. Dairy Sci. 91, pp: 1366–1377. doi:10.3168/jds.2007-0757.

  13. J. Hogan, K. L. Smith, 2003: “Coliform mastitis”, Vet. Res. 34, pp: 507–519. doi: 10.1051/vetres:200302.

  14. Klaas et Zadoks, 2018: “An update on environmental mastitis: Challenging perceptions”, Transbound Emerg Dis. 2018; 65(1), pp. 166-185. doi: 10.1111/tbed.12704.

 

keyboard_arrow_up